Ga naar de inhoud
hero afbeelding blog

Angst voor Nobivac L4-enting: terecht?

De laatste tijd krijgen we af en toe vragen van bezorgde eigenaren over de vaccinatie tegen de ziekte van Weil met het Nobivac L4-vaccin. Omdat we graag zorgen wegnemen bij onze cliënten, hebben we navraag gedaan bij verschillende instanties die zich bezig houden met ziektes, vaccins en controle daarop.

Wat is ziekte van Weil, ook wel leptospirose genoemd?
Leptospirose wordt veroorzaakt door bacteriën, genaamd Leptospiren. Door contact met urine van besmette dieren, zoals honden, ratten en koeien, kunnen honden (en ook mensen) geïnfecteerd raken. De bacterie tast zowel de nieren als de lever aan, waarbij klachten acuut of chronisch optreden. De ziekte kan een langdurig en ernstig ziektebeeld geven en zelfs sterfte.
Door middel van vaccinatie is het mogelijk ziekte te voorkomen. De vaccinatie geeft bescherming voor een jaar, waarna geadviseerd wordt dit jaarlijks te herhalen.
Sinds begin 2014 is er een nieuw vaccin tegen de ziekte van Weil op de markt, het L4-vaccin. Deze variant is ontwikkeld, omdat er bij zieke dieren in Nederland nog 2 andere soorten Leptospiren zijn aangetroffen, dan in het L2-vaccin zitten. Daarom geeft het vaccin nu bescherming tegen 4 soorten Leptospiren en heet L4.

De angst
Op social media circuleren verschillende berichten over sterfte na vaccinatie met het L4-vaccin. Zo is er een paniekbericht in de Britse Telegraph, waarin massale sterfte wordt vermeld en duizenden dieren die bijverschijnselen hebben gekregen. Dit is inmiddels door de WSAVA en de BVA ontkracht, omdat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de relatie tussen de ziekteverschijnselen en de vaccinatie. Verder meldt MSD dat er geen meldingen van sterfte zijn binnengekomen en dat het van veel ziekteverschijnselen onbekend is of deze daadwerkelijk door het vaccin veroorzaakt worden. Indien er bijverschijnselen optreden na de vaccinatie, dan moet dit gemeld worden.
Het vaccin tegen Leptospirose van Nobivac bevat dode bacteriestammen. Om voldoende immuunrespons in het dier op te wekken, wordt een adjuvans toegevoegd aan het vaccin. De hoeveelheid hiervan is over het algemeen hoger dan bij een levend (geïnactiveerd) vaccin. Bij Nobivac wordt gebruik gemaakt van thiomersal. Dit was ook aanwezig in de L2-variant van Nobivac, wat jaren zonder problemen gebruikt is. Thiomersal is een verbinding die vaak als “kwik”-verbinding wordt aangeduid. Kwik bestaat uit methyl-kwik, maar thiomersal is ethyl-kwik. Dit wordt veel sneller uitgescheiden en stapelt zich niet op in het lichaam.
De bijwerkingen die beschreven zijn, zijn voornamelijk lokale entreacties, zoals zwelling of pijnlijkheid op de injectieplaats. Zowel MSD, het VMDC als het CBG-MEB geven aan dat deze reacties kunnen voorkomen. In een enkel geval kan een anafylactische shock optreden, wat ook bij andere vaccinaties en injecties kan optreden, maar ook bij bijvoorbeeld wespensteken of andere allergische reacties. Omdat de Nobivac L4 een betrekkelijk nieuw vaccin is, komen er wel regelmatig meldingen binnen bij het CBG-MEB, maar dat zijn er niet meer dan bij andere vaccins en de bijwerkingen zijn niet ernstiger. Alle Europese meldingen worden verzameld, waarna continu de veiligheid van producten wordt bepaald.

L4
In de kliniek werken we nu al 2 jaar met het L4-vaccin, waarbij we geen opvallende bijwerkingen hebben gezien. We zijn dan ook van mening dat het beschermen tegen een ernstige ziekte door middel van vaccinatie de voorkeur heeft boven niet vaccineren uit angst voor bijwerkingen, die mogelijk minder ernstig zijn.

Mocht er alsnog twijfel zijn over het gebruik van het Nobivac L4-vaccin, op de praktijk zijn ook L4-vaccins van andere fabrikanten aanwezig.

Gebruikte afkortingen:
WSAVA – World Small Animal Veterinary Association
BVA – Britisch Veterinary Association
MSD – fabrikant van het Nobivac vaccin
VMDC – Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum van de Faculteit Diergeneeskunde
CBG-MEB – College ter Beoordeling van Geneesmiddelen