Ga naar de inhoud

De chinchilla is een knaagdier dat net als de cavia oorspronkelijk uit Zuid-Amerika komt. In eerste instantie werden ze door de Spanjaarden gebruikt voor de pels. Er is toen zo veel op deze diertjes gejaagd dat ze bijna uitgestorven waren. In het wild zijn ze niet of nauwelijks meer te vinden. Het zijn stille en wat verlegen dieren, die gemiddeld 10 jaar oud kunnen worden (tot 20 jaar toe is beschreven). Ze wennen snel aan mensen wanneer ze op jonge leeftijd regelmatig gehanteerd worden. In de natuur zijn ze actief tijdens de avond en de nacht, in gevangenschap kunnen ze ook overdag actief zijn. Ze zijn vrijwel geurloos, alhoewel ze wel geurstoffen kunnen uitscheiden wanneer ze aangevallen worden. Wanneer er een nestje is in een groep van één man en meerdere vrouwen, dan is het beter de man apart te huisvesten. Bij een paartje gaat het vaak wel goed, wanneer hij erbij blijft. Wel moet je je realiseren dat het vrouwtje direct na de bevalling weer vruchtbaar is.

Dierenkliniek Tiel-Drumpt: In deze tabel kunt u algemene informatie terugvinden over de chinchilla.
* Een vrouwelijk dier is geslachtsrijp wanneer ze succesvol bevrucht kan worden. Dit betekent niet dat dit het meest ideale tijdstip is voor het dier om drachtig te worden. **Met fokrijp wordt de leeftijd aangegeven waarop de dieren voldoende ontwikkeld zijn om jongen te krijgen. NB: Bij alles in deze tabel gaat het om gemiddelden (verschillen kunnen bijvoorbeeld optreden door verschillen in ras).

Chinchilla’s houden van klimmen en springen en hebben een relatief groot leefgebied nodig.
Voor een paartje moet het hok minstens 2m lang bij 1m breed en 0.45m hoog zijn.
Liever niet hoger dan 45 cm in verband met het risico op vallen. Wanneer het hok hoger is, is het verstandig er verdiepingen in te maken. Chinchilla’s hebben geen nagels waarmee ze zich vast kunnen houden, zorg dus voor een stabiele ondergrond.
De bodembedekking moet makkelijk te vervangen zijn.
Wat betreft de leefomgeving, moet het hok niet van gewoon hout zijn, aangezien ze hier makkelijk doorheen kunnen knagen.
Chinchilla’s willen zich graag verstoppen, dus zorg voor voldoende en goed schoon te maken verstopplaatsen.
Chinchilla’s moeten niet alleen gehouden worden. Neem altijd minimaal 2 chinchilla’s. Heeft u een mannetje en een vrouwtje? Laat dan het mannetje castreren om voortplanten te voorkomen. U kunt ook kiezen voor een groep van meerdere mannetjes, meerdere vrouwtjes, of één mannetje met meerdere vrouwtjes. U kunt het beste dieren nemen die samen zijn opgegroeid. Wanneer dit niet het geval is, zorg dan dat de dieren rustig aan elkaar kunnen wennen, door eerst de kooien naast elkaar te zetten. Het bij elkaar zetten van twee vrouwtjes, die niet samen zijn opgegroeid is het lastigst.
De beste temperatuur voor een chinchilla is tussen de 17 en 25 graden Celsius. Bij temperaturen boven de 25 graden (en een hoge luchtvochtigheid) kunnen ze makkelijk oververhit raken. Zet dus het hok niet naast de radiator of in direct zonlicht.
Ze moeten minstens een aantal keer per week een stofbad kunnen nemen in chinchillazand, het liefst zelfs dagelijks. Chinchillazand is zeer fijn zand, zand van strand of zandbak is niet geschikt en schelpenzand is te scherp. Chinchilla’s kunnen rustig een uur bezig zijn met hun stofbad, ze verwijderen hiermee vuil uit de vacht. Om het stofbad schoon te houden kunt u deze het best na gebruik uit de kooi halen. Ook dienen ongerechtigheden uit het zand verwijderd te worden.

Dierenkliniek Tiel-Drumpt: Chinchilla in het hok.

Chinchilla’s horen pellets en hooi van een goede kwaliteit te krijgen; het hooi het liefst vanuit een ruifje, zodat het niet vies kan worden. De beste tijdstippen om te voeren zijn vroeg in de avond en in de ochtend (bij ver hiervan afwijken kunnen stuiptrekkingen of gedragingen zoals vachtplukken optreden).

Chinchilla’s hebben tevens voer met een hoog vezelgehalte nodig. Dus goede grassen en hooi zijn belangrijk om te geven. Geef ze beperkt traktaties, zoals rozijnen of gedroogde appel (maximaal 2 rozijntjes per dag).  Geef ze liever geen pinda’s, noten of zonnebloempitten. Knaagstenen zijn niet goed voor Chinchilla’s, hier kunnen ze blaasstenen door ontwikkelen. Geef liever takken van fruitbomen of wilg om op te knagen. Elke voerwisseling moet geleidelijk gaan.
Er moet altijd vers en schoon drinkwater beschikbaar zijn. Water in bakjes wordt snel vies en wordt gemorst, dus kies voor een drinknippel. Zorg er voor dat er geen algen kunnen gaan groeien in de drinknippel. Controleer ook regelmatig of de drinknippel het nog doet en niet verstopt zit door bijvoorbeeld een luchtbel.

Chinchilla’s eten een deel van hun eigen keutels op, hier halen ze de benodigde vitamine B12 uit.

Dierenkliniek Tiel-Drumpt: Chinchilla voer
  • Wanneer ze vastgepakt worden op een manier waardoor ze in stress raken, kunnen er stukken vacht loslaten. Het kan maanden duren voor dit zich weer geheel herstelt.
  • Het gebit van de chinchilla groeit het hele leven door.
  • De chinchilla doet aan caecotrofie; ze eet dus van de eigen ontlasting om te voorzien in de vitaminebehoefte (net als bijvoorbeeld het konijn).
  • De chinchilla heeft 3 paar melkklieren.
  • De chinchilla heeft zelden problemen bij de bevalling.
  • Pasgeboren chinchilla’s hebben open ogen en een complete vacht, het zijn nestvlieders.
  • De chinchilla heeft een seizoensgebonden voortplantingsperiode.
  • De speenleeftijd is tussen de zes en acht weken.
Dierenkliniek Tiel-Drumpt: Chinchilla's zitten graag samen.