Ga naar de inhoud

Hond

De hond, de beste vriend van de mens, is er in vele soorten en maten en stamt af van de wolf.

De hond (Canis lupus familiaris) stamt af van de wolf en is een roofdier uit de familie van de hondachtigen (Canidae). Hij komt op alle continenten voor, meestal in gezelschap van de mens. Al sinds duizenden jaren wordt de hond gebruikt voor bewakingstaken, bij de jacht, als herdershond en als trekdier. Nog steeds heeft hij werk als politiehond of hulphond, maar de meeste honden worden tegenwoordig gehouden als gezelschapsdier.

Dierenkliniek Tiel-Drumpt: In deze tabel kunt u algemene informatie terugvinden over de hond.
* Een vrouwelijk dier is geslachtsrijp wanneer ze succesvol bevrucht kan worden. Dit betekent niet dat dit het meest ideale tijdstip is voor het dier om drachtig te worden. **Met fokrijp wordt de leeftijd aangegeven waarop de dieren voldoende ontwikkeld zijn om jongen te krijgen. NB: Bij alles in deze tabel gaat het om gemiddelden (verschillen kunnen bijvoorbeeld optreden door verschillen in ras).

De hond (Canis lupus familiaris) stamt af van de wolf en is een roofdier uit de familie van de hondachtigen (Canidae). Hij komt op alle continenten voor, meestal in gezelschap van de mens. Al sinds duizenden jaren wordt de hond gebruikt voor bewakingstaken, bij de jacht, als herdershond en als trekdier. Nog steeds heeft hij werk als politiehond of hulphond, maar de meeste honden worden tegenwoordig gehouden als gezelschapsdier.

Dierenkliniek Tiel-Drumpt: honden entingen blijven nodig om de dieren, jong en oud te beschermen. Hier is het basisschema weergegeven in een tabel.

Vroeger waren de Black & Tan rassen (zoals de Rottweiler, Dobermann, enz) gevoeliger voor infecties met parvo. Ondertussen zijn de genetisch gevoelige dieren uitgeselecteerd. Hierdoor is de herhaling van de parvo-enting op 16 weken, zoals toen geadviseerd werd bij deze rassen, niet meer noodzakelijk.
Mocht u toch twijfelen over de mate van bescherming tegen hondenziekte, parvo of hepatitis dan zijn er testen om de opbouw van antilichamen te controleren. Deze testen kunnen desgewenst ook gebruikt worden in het latere leven. Dit wordt ook wel titreren genoemd.

Met de komst van het L4-vaccin tegen de ziekte van Weil is het ook voor de jachthonden niet meer noodzakelijk om 2x per jaar te vaccineren.

Het is zaak om de tijdstippen van de vaccinaties goed in de gaten te houden. Wanneer de hond meer dan 15 maanden na de vorige enting komt voor een enting, dan moet de enting binnen drie tot vier weken herhaald worden. (NB: de bescherming na de herhaling is weer één jaar).

Herpes vaccinatie:

Deze vaccinatie is met name bedoeld voor honden waarmee gefokt wordt en kan net vóór en tijdens de dracht gegeven worden. Dit om eventuele problemen met het herpesvirus bij puppies te voorkomen of te ondervangen wanneer het virus in de kennel aanwezig is.

Hondsdolheids-vaccinatie (Rabiës):

Rabiës is een ziekte die niet te genezen is. Via een beet van een besmette hond (of ander dier) kunnen ook mensen geïnfecteerd raken met deze levensgevaarlijke ziekte.
Deze vaccinatie is aan te raden voor honden waarmee gejaagd wordt en honden die regelmatig in het gebied bij de grens met Duitsland en/of België komen. Daarnaast is deze vaccinatie verplicht wanneer uw hond naar het buitenland gaat. Voor de meeste EU-landen geldt dat uw dier minimaal 21 dagen voor vertrek gevaccineerd moet zijn en dat deze vaccinatie 3 jaar bescherming geeft. Pups mogen vanaf 12 weken leeftijd voor rabiës gevaccineerd worden. Ook dient het dier gechipt te zijn en in het bezit te zijn van een Officieel Europees Dierenpaspoort. Per land verschillen de eisen echter, soms zijn er aanvullende eisen voor reizen naar het buitenland. Het is verstandig voor vertrek te kijken naar de invoereisen van het betreffende land en de landen waar u eventueel doorheen reist. Zo zijn er landen waar een legalisatie van het rabiësformulier door de nVWA (de Voedsel- en Warenautoriteit, vroeger de RVV) nodig is. Ook zijn er landen waar een rabiëstiterbepaling nodig is. Vaak is er hierbij ook sprake van een tijdslimiet.
Het blijkt dat dieren na éénmalige vaccinatie met enige regelmaat niet de door sommige landen gewenste titer bereiken, daarom is het verstandig om de rabiës enting in dit geval na 4 weken te herhalen. Hiermee wordt de kans aanzienlijk vergroot dat de titer bij de bloedafname hoog genoeg is.
Kortom: voordat uw hond op reis gaat, kunt u het beste de laatste informatie opvragen bij de desbetreffende ambassade van het land waar naartoe gereisd wordt (en de landen waar eventueel doorheen gereisd wordt!). Zie hiervoor ook de invoereisen.

De besmettelijke hondenhoest; injectie of neusspray?

Besmettelijke hondenhoest werd vroeger “kennelhoest” genoemd. Deze naam suggereerde dat de ziekte alleen opgelopen kon worden in de kennel. Ondertussen weten we beter en daarom is de naam aangepast.
De vaccinatie is verplicht bij de meeste pensions waar uw hond terecht kan. Het is verplicht of in ieder geval sterk aan te raden wanneer uw hond naar training gaat of mee gaat met een honden-uitlaatservice. Ondertussen weten we dat ongeveer 1 op de 3 hondenhoestgevallen opgelopen wordt tijdens het uitlaten. Dit impliceert dat de vaccinatie sowieso is aan te raden.

Tegen kennelhoest kan op twee manieren geënt worden. Via een druppel in de neus of via een prikje. Beide methoden hebben voor- en nadelen. De neusdruppel kan lastig toe te dienen zijn bij een minder meewerkende hond, maar de neusdruppel geeft wel een betere bescherming tegen de hondenhoest/kennelhoest (dat wil zeggen: minder luchtwegklachten bij een uitbraak van hondenhoest/kennelhoest, dan de injectievaccinatie). De injectie heeft als nadeel dat hij na de eerste keer toedienen een keer herhaald moet worden na 2 tot 3 weken. Hierna is hij net als de neusdruppelvariant een jaar werkzaam. Onze voorkeur gaat uit naar de neusdruppel. Alleen de honden waarbij het lastig of onmogelijk is om een neusdruppel toe te dienen, kunnen beter met de injectie gevaccineerd worden. Ook kan er voor de injectie worden gekozen wanneer de hond veel stress ondervindt van de toediening. Voor beide varianten is het meestal praktisch om deze enting tegelijk te geven met de jaarlijkse vaccinatie. Zo hoeft de hond maar 1x per jaar te komen om te vaccineren.

Merilym-vaccinatie (enting tegen de ziekte van Lyme):

Het is voor honden mogelijk om te enten tegen de bacteriën die de ziekte van Lyme veroorzaken. De vaccinatie zorgt voor een opbouw van een immuunrespons tegen Borrelia burgdorferi sensu stricto, Borrelia garinii en Borrelia afzelii.
Bij bepaalde rassen, zoals de Berner Senner is aangetoond dat de ziekte van Lyme ernstige gezondheidsproblemen kan geven. Bij veel andere rassen is het nog onduidelijk of en zo ja welke klachten toebedeeld kunnen worden aan de ziekte van Lyme. Net als bij de mens blijft diagnostiek soms lastig.
De Merilym-vaccinatie kan gegeven worden vanaf 12 weken leeftijd. De eerste keer moet de vaccinatie herhaald worden na 3 weken. Daarna is het huidige advies om de enting jaarlijks te herhalen, bij voorkeur voordat het tekenseizoen begonnen is.
Bij volwassen honden is aan te raden om van tevoren te testen of hij/zij positief is, in het bloed, voor de parasiet die de ziekte van Lyme veroorzaakt. Dit kan met behulp van een bloedonderzoek. Wanneer het bloed geen aanwijzingen geeft voor de aanwezigheid van de parasiet kan er gevaccineerd gaan worden. Helaas geeft een negatieve bloeduitslag geen 100% garantie dat het dier geen ziekte van Lyme kan hebben. Indien de hond wel besmet blijkt te zijn, heeft de vaccinatie op dat moment niet zoveel zin meer. Het blijft dan ook aan te raden om op jonge leeftijd te starten met vaccineren, aangezien de honden dan zelden al besmet zijn.

NB: Let wel, het blijft belangrijk om teken te blijven bestrijden. Ten eerste is er niets wat 100% bescherming geeft tegen de welke ziekte dan ook. Daarnaast kunnen teken ook andere problemen veroorzaken.

Het is erg handig om uw dier te chippen. Wanneer uw dier is weggelopen, kan het zo makkelijker teruggebracht worden, maar ook bij controle aan de grens wordt het gebruikt ter identificatie. Vrijwel elk dier kan gechipt worden. Vanaf 1 april 2013 is het verplicht om alle puppies binnen 7 weken na de geboorte te chippen. Dit gebeurt in het algemeen via de fokker. De pups moeten vervolgens vóór 8 weken leeftijd geregistreerd worden op naam van de (nieuwe) eigenaar, waarbij het chipnummer gekoppeld wordt aan de adresgegevens van de eigenaar. Bij verhuizing of als het dier een nieuwe eigenaar krijgt, moeten deze gegevens worden aangepast. Bij overlijden van het dier moet het chipnummer worden uitgeschreven. Honden die geïmporteerd worden vanuit het buitenland, moeten binnen 2 weken worden geregistreerd bij een goedgekeurde databank. Haalt u een hond uit het buitenland naar Nederland? Dan bent u ongeacht zijn leeftijd verplicht de hond binnen 2 weken na aankomst in Nederland te registreren bij een daarvoor aangewezen databank. De hond moet al gechipt zijn om Nederland binnen te kunnen komen. Dieren mogen gechipt worden door een dierenarts of een beroepsmatige chipper.Het plaatsen van een chip helpt niet alleen om de illegale hondenhandel terug te dringen, maar dient voornamelijk om een verdwaald of weggelopen dier met zijn eigenaar te kunnen herenigen. Er is niets vervelender dan onzekerheid over het lot van je huisdier.
Voor meer informatie: www.chipjedier.nl of www.licg.nl.

Honden kunnen last hebben van wormen. Ze kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid van de hond en besmettelijk zijn voor de mens. Daarom is het belangrijk om voor een goede wormbestrijding te zorgen. Wormen kunnen onderverdeeld worden in 4 verschillende groepen: spoelwormen, lintwormen, zweepwormen en haakwormen.

Pups dienen op 2, 4, 6 en 8 weken leeftijd ontwormd te worden. Hierna elke maand tot ze een half jaar oud zijn. Daarna is het advies om minimaal 4x per jaar te ontwormen. Indien er na ontwormen wormen gezien worden (bijvoorbeeld in de ontlasting), of als de ontworming plaatsvindt omdat er wormen gezien zijn, dan moet de ontworming 2,5-3 weken na de eerste wormkuur herhaald worden.
Er kunnen allerlei wormen bij de hond voorkomen. De meest belangrijke zijn de spoelworm (Toxocara canis) en de hondenlintworm (Dipilydium caninum). een goede ontworming moet in ieder geval op deze twee soorten gericht zijn.

Spoelworm (Toxocara canis)

Spoelwormen worden met het blote oog zelden in de ontlasting gevonden, dit omdat zij het liefst in het lichaam van de gastheer blijven. In het braaksel zijn ze soms wel zichtbaar. De lintworm daarentegen wil graag stukjes met eieren naar buiten brengen en deze kunnen actief uit de anus kruipen. Deze kunnen zichtbaar zijn in de ontlasting of bijvoorbeeld in de hondenmand aangetroffen worden en lijken op ‘rijstkorrels’.

Bij volwassen honden die al weerstand hebben opgebouwd, blijven de larven vaak in een ruststadium steken. Zodra een teefje drachtig is, reizen de larven naar de baarmoeder en de melkklieren. Zo worden in de baarmoeder via de placenta en na de geboorte met de moedermelk de pups besmet. Door deze twee manieren van overbrengen is vrijwel 100 % van alle pups besmet met spoelwormen.
Omdat de wormlarve in een vroeg stadium een trektocht maakt door het lichaam, is het van belang in het jonge leventje van het dier te ontwormen volgens het bovenstaande schema. Er valt niet te voorkomen dat een pup wordt besmet, maar wat met name bereikt wordt is beperking van de uitscheiding van wormen en wormeieren. Tevens wordt bij regelmatig ontwormen de schade die de wormen tijdens de trektocht door het lichaam veroorzaken beperkt. Bij pups kun je soms een spoelworminfectie herkennen aan het ‘wormenbuikje’: de pup heeft een bolle buik, maar is verder mager. Het pupje kan last hebben van diarree en braken. Bij volwassen honden is een spoelworminfectie meestal niet duidelijk merkbaar, soms is er dunnere ontlasting. Het hele milieu is besmet met spoelwormen (denk aan de grond in de tuin, langs de openbare weg of in de plantenbak). Dit samen met het gegeven dat de huid van spoelwormen bij kan dragen aan de klachten van CARA-patiënten, zorgt ervoor dat het nodig is om de dieren het hele leven te blijven ontwormen.

De hondenlintworm (Dipilydium caninum)

De hondenlintworm leeft in de dunne darm van de hond. Zijn kop zit vast in de darmwand en wanneer er segmentjes met eieren rijp zijn, laten deze los en kruipen ze richting anus. De hond kan hierdoor last krijgen van jeuk en met zijn achterkant over de grond schuren. De eieren van de lintworm worden opgenomen door vlooienlarven. Wanneer de hond de vlo die hier uit komt inslikt, bijvoorbeeld bij happen naar jeuk, of likken op de plek van jeuk, krijgt hij weer lintworm binnen. Bij het bestrijden van lintworm is dus ook een goede vlooienbestrijding van belang.

NB: Niet elk vlooienmiddel en elk type ontworming kan samen gegeven worden. Ook zijn sommige rassen gevoeliger voor bepaalde middelen. Informeer daarom van tevoren wat u het beste aan uw dier kunt geven.

De vossenlintworm (Echinococcus multilocularis)

Naast de hondenlintworm komt bij de hond ook de vossenlintworm (Echinococcus multilocularis) voor. Honden kunnen via contact met ontlasting van de vos of door het vangen van besmet klein wild worden geïnfecteerd. Ze hebben daar zelf geen last van, maar scheiden wel eitjes uit.

Vossenlintwormen zijn gevaarlijk voor de mens. Wanneer een mens de eitjes van deze worm binnen krijgt kunnen ze uitgroeien tot blaaswormen. Deze blaaswormen kunnen door het lichaam reizen en ziekten veroorzaken.

Franse hartworm, of Longworm (Angiostrongylus vasorum)

De Franse hartworm komt gelukkig weinig voor in Nederland, vóór 2007 was hij zelfs niet in Nederland bekend. De larven leven in slakken en kikkers. Wanneer een hond een besmette slak of kikker op eet kan hij besmet worden. De larven gaan via de darmwand naar de bloedbaan en kunnen uiteindelijk belanden in de rechter harthelft en de longslagader. De eieren die door de volwassen wormen gelegd worden kunnen in de longen vastlopen. De larven die hier uitkomen worden opgehoest en weer ingeslikt, waardoor de hond ze via de ontlasting weer kan uitscheiden.

Symptomen zoals hoesten en benauwdheid kunnen pas maanden na een infectie zichtbaar worden.

Hartworm (Dirofilaria immitis)

Deze hartworm komt in Nederland niet voor, maar wel in Frankrijk, Italië en ander landen rond de Middellandse Zee. De larve van deze worm wordt overgebracht door muggen. In het lichaam van de hond kunnen de volwassen wormen in het hart en de longslagaders gaan zitten. Hierdoor kunnen benauwdheid, hoesten, koorts en hartritmestoornissen optreden. Omdat de wormen erg groot kunnen worden, meer dan twintig centimeter, is het kwijtraken van deze wormen nog niet zo eenvoudig. Wanneer alle wormen ineens gedood worden, kunnen de dode wormen verstoppingen van de bloedvaten veroorzaken. Daarom moet de behandeling in meerdere stappen gebeuren. Maar veel verstandiger is het om te voorkomen dat de hond besmet raakt. Wanneer u uw hond mee neemt naar een land waar deze hartworm voorkomt, zorg dan voor voldoende bescherming. U kunt in de kliniek overleggen welk middel voor uw hond het meest geschikt is.

Castratie/Sterilisatie

In de volksmond wordt bij vrouwelijke dieren over sterilisatie gesproken en bij mannelijke dieren over castratie. Technisch gezien gaat het bij beiden meestal om een castratie. De testikels en de eierstokken worden verwijderd en niet alleen afgebonden.
Steriliseren kan in principe ook, hierbij wordt de hond onvruchtbaar, maar de positieve gevolgen vanwege het wegvallen van de geslachtshormonen worden hierbij niet bereikt.
Voor het wel of niet castreren c.q. steriliseren kunnen allerlei redenen zijn. Een aantal zullen hier de revue passeren. Het is altijd mogelijk om verder op uw situatie in te gaan tijdens een afspraak.

Castratie

Bij de reu: In principe is er geen medische reden om reuen preventief te castreren, zoals dat wel het geval is bij de teef.

Waarom laat ik mijn mannelijke hond castreren?
Er kunnen verschillende redenen zijn om ervoor te kiezen om een hond te laten castreren.

De meest voorkomende redenen zijn (zeg maar de voordelen):

  • Het onvruchtbaar maken van een reu.
  • Voorhuidontsteking: waarbij de ontsteking van de voorhuid steeds blijft terugkomen ondanks behandeling.
  • Gedrag: soms laat een reu veel seksueel gedrag zien, zoals het rijden op andere honden, op kleden of tegen benen aan. Ook kan een reu van gedrag veranderen als er loopse teven in de buurt zijn. Soms is dit gedrag zo hinderlijk dat er wordt besloten om te castreren.
  • Het voorkomen van het ontstaan van goedaardige prostaatvergroting op latere leeftijd.

Bij alle honden blijft er een hele milde voorhuidontsteking over na de castratie. Echter dit is dan zo minimaal dat men er geen last meer van heeft. Er zijn echter ook honden die ook na castratie nog een storende voorhuidontsteking houden. 

Een gedragsverandering door castratie blijkt van tevoren zeer lastig te voorspellen. Bij castratie vanwege seksueel gedrag kan het gedrag heel positief veranderen, waarbij het seksuele gedrag niet meer wordt gezien. Soms heeft het ongewenste gedrag een andere oorzaak, zoals bijvoorbeeld dominantie of verveling. Als het gedrag niet seksueel (-> door de geslachtshormonen aangestuurd) is, werkt een castratie niet om het ongewenste gedrag te voorkomen. 

Nadelen van een castratie zijn: 

  • Chirurgische ingreep die onder narcose moet plaatsvinden.
  • Bij een angstige hond kan de hond nog angstiger en terughoudender worden.
  • De reu kan niet meer worden ingezet voor de fok.
  • Mogelijke vachtveranderingen.

Bij angstige dieren kan er door het wegvallen van testosteron, nog meer angst optreden, waardoor ongewenst gedrag kan ontstaan, zoals agressie. Eerst een chemische castratie kan helpen om te beoordelen hoe het gedrag verandert. Het voordeel is dat de chemische castratie meestal na ongeveer 6 of 12 maanden uitwerkt, mocht er ongewenst gedrag optreden. Zonder dat het direct definitief is, zoals bij een chirurgische castratie. 

Er is ook een chemische castratie beschikbaar, dit is een implantaat (Suprelorin) dat onder de huid wordt gebracht. Hiervoor hoeft de hond niet onder anesthesie. Dit implantaat brengt de hormoonspiegel in 1 keer omhoog, waarna het lichaam een seintje krijgt dat er geen testosteron moet worden gemaakt. De productie van testosteron wordt dan gestopt. In de eerste 6 weken na het plaatsen kan het gedrag ook verergeren. Er zijn implantaten beschikbaar die een half jaar werken en implantaten die één jaar werken. Er kunnen individuele verschillen zijn in de werkingsduur. Bij dek-reuen is enige voorzichtigheid geboden, het is namelijk niet gegarandeerd dat de vruchtbaarheid na het uitwerken van de chemische castratie terugkomt. De vruchtbaarheid aan het begin en aan het eind van de werkzaamheid  van het implantaat is een grijs gebied, er is dus niet met zekerheid te stellen wanneer en hoelang de hond onvruchtbaar is. 

Vaak wordt een toename van het lichaamsgewicht gezien na castratie. Dit is echter geheel te voorkomen door de hond regelmatig te wegen en zo nodig minder voer te geven. Het kan ook helpen om voor een voeding te kiezen die minder rijk aan energie is, maar uw hond wel een vol gevoel geeft.

Het chirurgisch castreren van een hond gebeurt bij onze kliniek onder narcose met geavanceerde bewakingsapparatuur in een goed uitgeruste operatiekamer.

Sterilisatie

Bij de teef:
Hier gaat het niet alleen om de keuze wel of niet te laten steriliseren, maar ook op welke leeftijd.
Voordelen van de sterilisatie:

  • Effectief na één behandeling.
  • Geen kans op ongewenste dracht.
  • Geen loopsheid meer.
  • Indien jong uitgevoerd (zie hieronder) verlaagt de operatie het risico op kwaadaardige melkkliertumoren.
  • Baarmoederontsteking is nauwelijks meer mogelijk.
  • Minder kans op de ontwikkeling van suikerziekte.

Een aantal nadelen van sterilisatie kunnen zijn:

  • Het risico van anesthesie en chirurgie. Bij chirurgie vindt altijd weefselschade plaats, dit heeft tijd nodig om te herstellen. De ingreep bij de teef is een duidelijk grotere operatie dan die bij de reu, hoewel de ingreep minder invasief is als er een laparoscopische operatie plaatsvindt. Wanneer de baarmoeder niet afwijkend is, heeft het de voorkeur om alleen de eierstokken te verwijderen. Dit geeft minder weefselschade en vereist een kortere operatieduur. Het is daarom minder risicovol dan wanneer ook de baarmoeder wordt verwijderd.
  • Het is onomkeerbaar, dit kan ook een voordeel zijn.
  • Het risico op urine-incontinentie. Dit komt gelukkig niet veel voor, maar kan wel. Het risico is ook afhankelijk van het formaat hond, het ras en (mogelijk, maar niet bewezen) het wel of niet gecoupeerd zijn van de staart. Verder is de grootte van het risico ook afhankelijk van het aantal keren dat de teef voor de sterilisatie loops is geweest. Behalve dat grote hondenrassen meer risico lopen (>20 kg volwassen gewicht), lopen de rassen die van oudsher een gecoupeerde staart hebben nog weer wat meer risico. De Rottweiler, Bouvier en Bobtail hebben een kans van 5-10% op incontinentie. De Boxer en Doberman hebben een kans van 10-15% op incontinentie. Andere risicorassen zijn: Ierse Setter, Leonberger, Weimaraner, Riezenschnauzer, maar ook de Dwergpoedel. Overigens treedt deze incontinentie vaak pas een paar jaar na de sterilisatie op. In het algemeen kan deze incontinentie met medicijnen goed behandeld worden.
  • Verandering van de vachtstructuur wordt soms gezien na sterilisatie, bijvoorbeeld bij de Spaniels, Ierse Setters en New Foundlanders.
  • Vaak wordt een toename van het lichaamsgewicht gezien. Dit is echter geheel te voorkomen door de hond regelmatig te wegen en zo nodig minder voer te geven.
    Wanneer een teef niet gecastreerd is, heeft ze meer kans om op een gegeven moment baarmoederontsteking of suikerziekte te ontwikkelen. Wanneer ze alsnog met spoed gecastreerd moet worden, is dit risicovoller dan een preventieve castratie van een jonge gezonde teef.
Dierenkliniek Tiel-Drumpt: een baarmoederontsteking.
Een hele forse baarmoederontsteking, ook wel pyometra genoemd.

Door de combinatie van voer, bacteriën, mineralen uit speeksel en water ontstaat er plak op de tanden. Indien dit niet voldoende door de wangen wordt weggemasseerd, ontstaat er een geelbruine harde tandsteenlaag. Meestal zie je dit als eerste op de hoektanden en op de achterste kiezen. Het gevolg hiervan is ontsteking van het tandvlees, het terugtrekken van het tandvlees en uiteindelijk het loskomen van tanden en kiezen. Verder zorgen de bacteriën bij tandsteen en tandvleesontsteking voor een doordringende geur uit de bek. Deze bacteriën kunnen zich via de bloedbaan verspreiden en voor problemen elders in het lichaam zorgen, zoals in de nieren en op de hartkleppen.

Dierenkliniek Tiel-Drumpt: tandsteen bij een vies gebit.
Hier ziet u tandsteen en ontsteking van het tandvlees.

Het is belangrijk om te voorkomen dat tandplaque ontwikkelt wat zich kan gaan manifesteren als tandsteen. Dit kunt u heel gemakkelijk thuis doen.

1. Poetsen

Net als bij de mens is mechanische reiniging de beste methode om tanden en kiezen schoon te houden. Dit gaat het beste met een speciale tandpasta voor honden, maar kan ook gewoon met water. Wanneer u van jongs af aan met de hond oefent om regelmatig, op een vast moment op de dag, de tanden en kiezen te poetsen zal dit het makkelijkst gaan. Poetsen kan met een speciale hondentandenborstel, maar ook met een vingertandenborstel of gaasje om uw vinger.

2. Speciale gebitsvoeding

In de dierenkliniek is een voer verkrijgbaar dat speciaal ontwikkeld is om het gebit schoon te houden. Het zijn harde brokjes, met een specifieke structuur en grootte die tijdens het kauwen langs de kiezen schuren. Hiermee wordt tandplaque van de kiezen afgeschraapt. Nat- en te zacht voer blijft aan de kiezen plakken, waardoor er sneller tandplaque en tandsteen ontstaat. Daarnaast is het voer zo samengesteld dat het een deel van de bouwstenen van tandplaque wegvangt.

3. Kauwbotten en staafjes

Tijdens het kauwen op harde oppervlakken wordt zowel door het directe contact van het materiaal met de kiezen, als door de masserende werking van de wangen, tandplaque van de kiezen en tanden verwijderd. Het is evident dat kauwbotjes en staafjes die in een paar minuten op zijn nauwelijks effect kunnen hebben. Een kleine 10 minuten kauwplezier is toch wel het minimum. Het is ook belangrijk om zich te realiseren dat niet alle kauwstaven dezelfde werking hebben en dat sommige zelfs behoorlijk calorierijk kunnen zijn. Bij kauwbotten is er nog een extra aandachtspunt: omdat deze niet snel verteerd worden door het lichaam, moet er op gelet worden dat de botten niet kunnen splinteren. En wanneer het bot in gebruik kleiner wordt, moet deze weggenomen worden, anders zou het bot in zijn geheel ingeslikt kunnen worden met verstopping van de darm tot gevolg.

4. Mondwater

Er is speciaal voor honden en katten mondwater ontwikkeld. Dit kan toegevoegd worden aan het drinkwater. Het mondwater werkt antibacterieel, zorgt dat voedselresten minder makkelijk aan de tanden kunnen hechten en voorkomt de vorming van tandsteen. Als aanvulling op het poetsen kan dit ervoor zorgen dat tanden en kiezen schoon blijven.

Gebitsbehandeling

Uiteindelijk zal er zich toch tandplaque gaan vormen, de tijd waarin dit gebeurt is afhankelijk van de aanleg van het dier en de hoeveelheid preventieve maatregelen die genomen zijn. Wanneer er tandsteen gaat vormen dan is het verstandig om het gebit te laten reinigen om de tanden en kiezen zo lang mogelijk te kunnen behouden.