Kattenziekte is een virale infectie bij de kat. De ziekte wordt ook wel panleukopenie of parvovirus bij de kat genoemd.
Hoe ontstaat een infectie?
De infectie ontstaat wanneer de kat in aanraking komt met het kattenziektevirus. Het virus is zéér besmettelijk en wordt voornamelijk overgedragen via de ontlasting van besmette katten. Wanneer ergens braaksel of ontlasting van een besmette kat heeft gelegen kan het virus nog tot een jaar lang aanwezig blijven in de omgeving. Het virus is dus zeer resistent. Buitenkatten kunnen op deze manier direct in aanraking komen met het virus, maar ook binnenkatten lopen risico. Wanneer u bijvoorbeeld door gras of aarde heeft gelopen of in de tuin hebt gewerkt kunt u het virus mee naar binnen nemen via uw schoenzolen of handen. Bij een zwangere poes kan het virus in de baarmoeder overgebracht worden op de kittens. Het parvovirus is er in verschillende varianten. Gebleken is dat de kat ook gevoelig is voor de virusvariant die bij honden parvo veroorzaakt. Dit virus geeft bij de een vergelijkbaar ziektebeeld.
Wanneer een kat het kattenziektevirus via de bek binnenkrijgt, bijvoorbeeld door iets van de grond te eten of door zichzelf te wassen, komt het virus in de darmen terecht. Hier tast het de cellen van de darmwand aan en komt het virus in de bloedbaan terecht. Het kattenziektevirus heeft een voorkeur voor cellen die snel delen. Hieronder vallen de cellen van de darmwand, de cellen in het beenmerg en de lymfeklieren en de cellen van het zenuwstelsel.
Symptomen
Ongeveer 75% van de katten die besmet worden met kattenziekte vertoont geen klachten. Ze dragen het virus echter wel bij zich en kunnen dit in de omgeving verspreiden. Wanneer wél klachten optreden zijn deze vaak ernstig en kan de ziekte snel fataal aflopen. De voornaamste klachten die we zien bij katten met kattenziekte, vloeien voort uit het feit dat de darmen, de lymfeklieren en het beenmerg worden aangetast, namelijk:

- ernstige (bloederige) diarree, buikpijn
- braken
- verlies van eetlust en uitdroging
- sloomheid
- koorts
- sterke daling van de afweer doordat het beenmerg geen witte bloedcellen meer aanmaakt (panleukopenie)
- zwelling van de lymfeklieren
- shock & plotselinge dood
Vooral jonge katten (6wkn-1jr leeftijd) zijn erg gevoelig voor het virus. Maar bij alle katten waar klachten optreden is het verloop van de ziekte ernstig. Wanneer kittens in de baarmoeder besmet worden kan abortus optreden. Soms worden de kittens levend geboren, maar vertonen ze neurologische klachten door aantasting van de hersenen, zoals een afwijkende gang. Soms kwijnen ze langzaam weg.
Diagnose
Er bestaan specifieke testen om een infectie met kattenziekte aan te tonen. Deze tests nemen echter veel tijd in beslag. Vaak kan eerder al een waarschijnlijkheidsdiagnose van kattenziekte worden gesteld aan de hand van de klachten en de vaccinatiestatus. Andere onderzoeken kunnen nog verder in de richting van kattenziekte wijzen, zoals een bloedonderzoek waar er een sterk tekort aan witte bloedcellen blijkt te zijn.
Tevens moeten andere oorzaken van ernstige diarreeklachten worden uitgesloten.
Behandeling
Er bestaat geen medicijn tegen het kattenziektevirus. De behandeling bestaat daarom uit ondersteunende maatregelen. Dit omvat onder andere infuus tegen uitdroging, medicatie tegen braken en diarree en voedingsondersteuning. Ook is het verstandig om dieren in isolatie te houden, omdat ze een groot besmettingsgevaar vormen voor andere dieren. De leefomgeving moet grondig worden gereinigd. De behandeling is dus erg intensief.
Prognose
De prognose voor kittens of katten die maagdarmklachten vertonen na een besmetting met kattenziekte is niet gunstig. Veel dieren komen ondanks behandeling toch te overlijden. Wanneer ze het overleven, kunnen ze het virus nog tot 2 weken na herstel uitscheiden en zijn ze in die tijd dus nog besmettelijk voor andere dieren. Kittens die in de baarmoeder besmet zijn geraakt en enkel een afwijkende gang vertonen kunnen niet worden genezen, maar soms kunnen ze toch nog een vrij normaal leven leiden.
Preventie
Vaccinatie is het belangrijkste middel om kattenziekte bij uw kat of kittens te voorkomen. Kittens worden 2 of 3x ingeënt tegen de ziekte; op 9, 12 en evt. 16 weken. We bespreken voor uw kitten specifiek de situatie en het besmettingsrisico. Volwassen katten hoeven, wanneer hun kitten-entingen in orde zijn, slechts 1x in de 3 jaar ingeënt te worden tegen kattenziekte. De vaccinatie beschermt de kat ook tegen infectie met het hondenparvovirus. Drachtige katten mogen niet gevaccineerd worden.
Voor katten is er in de praktijk ook titratie mogelijk. Dit wil zeggen dat we kijken of de kat nog voldoende antistoffen in het bloed heeft tegen het kattenziektevirus. Alleen wanneer dit niet zo is, wordt de kat gevaccineerd.
Kattenziekte is een gevaarlijke infectie bij katten die voorkomen kan worden door middel van vaccinatie. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, komen uitbraken van kattenziekte nog steeds voor in Nederland. Zowel binnen- als buitenkatten lopen risico. Hoe meer katten gevaccineerd worden, hoe groter de beschermde populatie en hoe kleiner de kans op een uitbraak. Zo kunt u dus helpen om de kans op een nieuwe uitbraak zo klein mogelijk te houden.
