
Rabiës – Hondsdolheid
Rabiës, ofwel hondsdolheid, is een ziekte die levensbedreigend is voor mens en dier. Alle warmbloedige dieren, waaronder mensen zijn gevoelig voor het rabiësvirus. Rabiës is een ziekte die van dier op mens overgegeven kan worden. Dit noemen wij een zoönose. Dit is ook de reden waarom er voor rabiës een aangifteplicht geldt.
Het rabiësvirus is een kogelvormig RNA-virus uit de familie Rhabdoviridae, genus Lyssavirus. Dieren die besmet kunnen raken door het klassieke rabiësvirus zijn bijvoorbeeld paarden, koeien en vleeseters, zoals katten, vossen, honden, wasberen, stinkdieren, een groot aantal vleermuizen.
Het voorkomen in Nederland
In 1974 drong rabiës via vossen vanuit Duitsland ons land binnen. Sinds 1987 worden er in ons land insectenetende vleermuizen aangetroffen, die besmet zijn met een lyssavirus. Het virus in vleermuizen is niet exact hetzelfde als het klassieke virus, zoals bij honden of vossen, maar is wel zoönotisch en in Europa zijn enkele mensen er dodelijk mee getroffen. De laatvlieger (Eptesicus serotinus) en in mindere mate de meervleermuis (Myotis dasycneme) kunnen het virus met zich meedragen.
Begin 2012 is voor het eerst in 20 jaar klassieke rabiës geconstateerd bij een hond in Nederland. Het betrof een uit Marokko geïmporteerde pup.
Het voorkomen wereldwijd
Rabiës is een ziekte die wereldwijd voorkomt. Alleen Nieuw-Zeeland, Antarctica, grote delen van Oceanië, Japan en een aantal Europese landen zijn vrij van het klassieke rabiësvirus.
Rabiës
Rabiës wordt in het algemeen door middel van een beet overgedragen. De incubatietijd van rabiës bedraagt enige weken tot maanden en is afhankelijk van de afstand tussen de beetplaats en het centrale zenuwstelsel (CZS). Het speeksel van een dier dat nog in de incubatietijd zit, kan al wel rabiësvirus bevatten. Het gedrag is dan nog normaal.

Virusuitscheiding via het speeksel treedt enkele dagen voor het ontstaan van neurologische verschijnselen op. De overdrachtskans bij een beet door een rabide hond is gemiddeld circa 20%.
Over het risico op rabiës na een krab of een ander soort contact is zeer weinig bekend.
Het virus reproduceert zich in spiercellen en zenuwuiteinden rond de bijtwond. Hierna komt het virus in het zenuwstelsel. Via de zenuwen wordt de virusinfectie naar het ruggenmerg getransporteerd en vervolgens verder door naar het CZS, waar het een ontsteking van de hersenen veroorzaakt (encefalitis). In een later stadium van de infectie verspreidt het virus zich vanuit het CZS naar verschillende organen, waaronder de speekselklier. Het virus vermeerdert in de cellen van de speekselklier en wordt in grote hoeveelheden uitgescheiden in het speeksel, wat resulteert in een gemakkelijke overdracht van het virus.

Verschijnselen
Een infectie met het rabiësvirus doorloopt verschillende stadia:
Prodromale stadium – Niet specifieke symptomen zoals rillingen, koorts, ziekte, niet eten, zich afzonderen, misselijkheid en braken. De plaats van de wond kan pijnlijk zijn en erg jeuken.
Melancholische stadium – Bij ongeveer de helft van de patiënten treedt angst voor lucht en/of water op (aerofobie en/of hydrofobie). Hierbij ontstaan spierspasmen van de slik-, nek en/of ademhalingsspieren, bij het zien van vloeistof of bij proberen te drinken. Door een combinatie van te veel speeksel, de angst om te slikken en vanwege de spasmes die hiermee worden uitgelokt, kan schuim om de mond worden gevormd. De patiënt kan verward raken en is vaak angstig.
Excitatie stadium – dit wordt ook wel rabiës furiosa genoemd, waarbij dieren prikkelbaar worden en door de geringste prikkels venijnig en agressief worden. De dieren verliezen hun angst voor mensen en andere dieren. Ze kunnen vreemde voorwerpen inslikken. Dolle honden kunnen aan hun kooien kauwen en hun tanden daarop breken. In 20% van de gevallen wordt deze fase overgeslagen en gaan ze direct door naar het volgende stadium
Paralytische stadium, eindstadium – Rabiës paralytica manifesteert zich door ataxie en verlammingen van de kauwspieren en keel, vaak overvloedig kwijlen en moeilijk slikken. Het laten hangen van de onderkaak wordt vaak gezien bij honden. De verlammingen breiden zich snel uit naar alle delen van het lichaam en binnen een paar uur volgen coma en de dood.
Het ziektebeeld verergert dramatisch binnen drie dagen na het zien van de eerste verschijnselen. De meeste dieren sterven binnen vijf dagen. Lang niet alle ziektebeelden zijn volledig. Bij ‘stille dolheid’ wordt niets van het excitatiestadium gemerkt. In andere gevallen duurt het excitatiestadium zeer kort of begint het paralytische stadium zonder dat ervoor verschijnselen waren opgemerkt.
In de klinische fase verloopt rabiës vrijwel altijd dodelijk.
Een verdacht geval van rabiës moet worden gemeld (aangifteplichtige ziekte). De Nederlandse voedsel- en warenautoriteit (NVWA) zal dan in de meeste gevallen zorg dragen voor de verdere afwikkeling.
Diagnostiek
Bij mensen kan er via weefsel uit de nekhuid (haargrens), uit speeksel en uit cerebrospinale vloeistof viraal RNA worden gehaald, zodra de eerste specifieke symptomen van rabiës verschijnen. Bij autopsie na de dood kan hersenweefsel worden verstuurd voor bevestiging van de diagnose.
Afwijkingen in de MRI kunnen aanknopingspunten verschaffen van het onderscheiden van andere vormen van hersenvliesontsteking. De afwijkingen op de MRI bij rabiës kunnen variëren, aangezien ze kunnen worden veroorzaakt door de infectie, de reactie van de gastheer of door complicaties zoals bloeding, shock en metabole stoornissen.
Therapie en preventie
Als een besmetting bij de mens net heeft plaatsgevonden kan er gevaccineerd worden om verspreiding van het virus in het lichaam te voorkomen. De basisimmunisatie bestaat uit 2 keer een injectie op dag 0 en 7. Hiermee kan worden voorkomen dat het virus de zenuwbanen bereikt. Daarnaast beoogt vaccinatie zo snel mogelijk de afweer te induceren. Bij de mens wordt, in het geval van een beet door een besmet of een van rabiës verdacht dier, zo snel mogelijk begonnen met een reeks vaccinaties en tegelijkertijd worden er menselijke antirabiës immunoglobulinen (MARIG) toegediend. Uiteraard is het van groot belang om de bijtwond direct zeer grondig met zeep schoon te maken en te desinfecteren om het in de wond aanwezige virus weg te nemen.
Als u vermoedt dat uw huisdier besmet is met rabiës, moet u zo snel mogelijk uw dierenarts of de NVWA waarschuwen, waarna een onderzoek wordt ingesteld. Hierna volgen maatregelen om verdere besmetting te voorkomen. Diereigenaren zijn wettelijk verplicht hieraan mee te werken. Dieren kunnen in quarantaine worden geplaatst of geëuthanaseerd worden voor onderzoek op rabiës. Het virus kan alleen worden vastgesteld door onderzoek op de hersenen, hiervoor moet het dier worden ingeslapen.
Preventie
Infecties met het klassieke rabiësvirus in Nederland komen niet algemeen voor, waardoor huisdieren hier niet standaard worden gevaccineerd tegen rabiës. Ter wering van rabiës wordt vaccinatie toegepast van carnivoren die worden geïmporteerd. Voor Nederland geldt dat honden, katten en fretten, die van buiten Nederland worden ingevoerd of mee naar het buitenland gaan, ten minste 21 dagen van tevoren moeten zijn gevaccineerd tegen rabiës.

Dit mag vanaf de leeftijd van 12 weken.
Bij import van buiten de EU gelden er op dit moment bijzondere voorschriften, zoals de bepaling van de rabiësvaccinatietiter één maand na de vaccinatie en ten minste 3 maanden voor vertrek naar Nederland. Alle verrichtingen moeten vermeld zijn in een certificaat dat de hond vergezelt en moet zijn afgegeven door een officiële dierenarts. Indien u een dier wilt importeren, controleer dan altijd wat op dat moment de vereisten zijn.
Advies
In Nederland is één van de belangrijkste adviezen elk onnodig contact met vleermuizen te vermijden en als u uw dier meeneemt naar het buitenland of vanuit het buitenland haalt ervoor zorgt dat de dieren goed zijn gevaccineerd tegen rabiës.