Het stellen van een diagnose kan soms net spoorzoeken zijn. Soms is het eenvoudig en soms is het lastig.
Onze diagnostische mogelijkheden hebben we uitgebreid door de aanschaf van vele soorten van apparatuur en het volgen van allerlei cursussen.
Diagnostiek
- Bloeddrukmeting
- Bloedonderzoek
- Cystoscopie
- Dentale röntgen
- Echografie
- Electrocardiogram (ECG)
- Laboratorium
- Ontlastingsonderzoek
- Oogdrukmeting
- Otoscopie
- Rhinoscopie
- Röntgenfoto’s
- Tracheobronchoscopie
- Urineonderzoek
- Vaginoscopie
Voor een bloeddrukmeting is zoveel mogelijk rust nodig. We hebben dan ook katten waarbij we de bloeddruk thuis moeten meten, om een betrouwbare waarde te krijgen.
Het is op onze kliniek mogelijk om de bloeddruk bij honden en katten te meten. De dierenarts zal met u overleggen of een bloeddrukmeting een nuttige aanvulling vormt op het onderzoek of de behandeling van uw huisdier. De meting van de bloeddruk bij huisdieren wordt steeds vaker uitgevoerd binnen de gezelschapsdierenpraktijk. Het totale onderzoek neemt soms 15-20 minuten in beslag, en is daardoor een onderzoek dat we apart, op afspraak, inplannen.
Patiënten die in aanmerking komen voor een bloeddrukmeting zijn bijvoorbeeld hartpatiënten, patiënten met chronische nierproblemen en patiënten met bepaalde hormoonafwijkingen (zoals bijvoorbeeld suikerziekte of een te snel werkende schildklier). Al deze groepen patiënten hebben een risico op een verhoogde bloeddruk.


Wij beschikken in huis over veel mogelijkheden wat betreft bloedonderzoek. Hierdoor hebben we vaak al vlot een uitslag en kunnen we zo snel mogelijk een diagnose stellen. Dit zorgt ervoor dat we dan ook direct voor u en uw huisdier een gepast vervolgplan kunnen samenstellen.
Goede apparatuur is mooi, maar de werking hangt vooral af van het onderhoud en ook frequente controles. Vanwege de kosten horen we dat hier nog wel eens in beknibbeld wordt. Onze apparatuur wordt maandelijks onderhouden om betrouwbare uitslagen te garanderen. Dat betekent dat de spullen worden schoongemaakt en dat er gekeken worden of de uitslagen nog correct zijn met behulp van kalibratiesets.
Globaal beschikken wij over 3 vormen van bloedonderzoek: klinische chemie, waarbij we gebruik maken van de IDEXX Catalyst One; hematologie, waarvoor we de beschikking hebben over de IDEXX LaserCyte; en diverse sneltesten. In sommige gevallen wordt bloed ter onderzoek opgestuurd naar een extern laboratorium.
Klinische chemie
Middels klinische chemie kunnen waarden in het bloed gemeten worden die ons meer kunnen vertellen over het functioneren van bepaalde organen. Het betreft bijvoorbeeld:
– Nierwaarden (SDMA, ureum, creatinine, fosfaat)
Bij dieren die afvallen, veel drinken en plassen, weinig eetlust hebben en/of braken is aan te raden de nierwaarden te laten bepalen.
Het zou kunnen gaan om nierfalen.
– Leverwaarden (onder andere: ALKP, ALT, GGT)
Ook leverproblemen kunnen afvallen, veel drinken en plassen, weinig eetlust en/of braken geven.
– Glucose (glucose, fructosamine)
Bij vermoeden van suikerziekte worden glucose en bij de kat fructosamine bepaald. Het glucosegehalte zal bij suikerziekte verhoogd zijn. Fructosamine vertelt ons iets over het glucosegehalte over langere tijd. Bij katten is dit een waardevolle toevoeging, aangezien katten bij stress ook een verhoogd glucosegehalte kunnen laten zien. Bij honden is fructosamine helaas niet nuttig.
– Eiwitten (albumine, globuline, totaal eiwit)
Het eiwitgehalte kan van belang zijn wanneer er sprake is van afvallen, chronische diarree of vermoeden van infectie. Ook voor het opstarten van een operatie kan in sommige gevallen het eiwitgehalte belangrijk zijn, omdat voldoende eiwit nodig is voor een goede genezing.
– Schildklier (T4)
Een overactieve schildklier komt bij katten veel voor en geeft vaak afvallen ondanks toegenomen eetlust en afwijkend gedrag.
– Elektrolyten (natrium, kalium, chloor)
Bij slecht eten, heftige diarree/braken, afwijkend gedrag en/of vermoeden van een nierprobleem is aan te raden de elektrolyten mee te nemen in het bloedonderzoek. Elektrolyten zijn essentieel voor het goed functioneren van de cellen in het lichaam en een disbalans hierin kan dan ook vervelende gevolgen hebben.
– Calcium
Calcium kan een waardevolle toevoeging zijn bij vermoeden van bepaalde vormen van kanker. Sommige tumoren scheiden namelijk een stofje af dat lijkt op een ander stofje in het lichaam dat zorgt voor het vrijmaken van calcium uit de botten.
Bij zogende teven of poezen kan calcium bepaald worden wanneer er vermoeden bestaat dat er sprake is van calciumtekort. De moederhond of -poes verliest dan te veel calcium met de melk en zal spiertrillingen tonen.
– CRP
CRP (C-Reactive Protein) is een waarde die een sterke aanwijzing geeft voor ontsteking bij honden. Ook bij sommige tumoren kan deze waarde verhoging vertonen. CRP is ook erg waardevol bij opvolgen van een ingestelde behandeling en bepalen wanneer er kan worden afgebouwd met medicatie.
– Progesteron
Wanneer u met uw hond wilt fokken, dan is aan te raden het beste moment van dekken te laten bepalen. Dit kan bij ons middels progesteronbepalingen. Wanneer de teef richting eisprong gaat, zal een duidelijke stijging in progesteron te zien zijn. Om dit goed te kunnen begeleiden maken we, desgewenst, ook gebruik van vagina-afdrukjes. Dit valt dan onder fertiliteitsbegeleiding
Veel van deze waarden zitten bij elkaar in een “panel”, waardoor ze altijd samen bepaald worden. Echter kunnen sommige waarden ook los bepaald worden aangezien het, vooral bij controle bloedonderzoek, niet altijd nodig is om het hele panel te bepalen.
Hematologie
De hematologie richt zich op de cellen die in het bloed aanwezig zijn. Dit betreffen rode en witte bloedcellen. Deze zitten samen in een panel.

– Rode bloedcellen
Wanneer sprake is van zwakte, verminderde eetlust, bleke slijmvliezen, afvallen en/of vermoeden van een nierprobleem, kan er sprake zijn van bloedarmoede. Dit houdt in dat er te weinig rode bloedcellen in het bloed aanwezig zijn, waardoor de cellen in het lichaam onvoldoende zuurstof krijgen.
Bij deze bepaling worden ook de reticulocyten gemeten. Dit zijn jonge rode bloedcellen en bij aanwezigheid van voldoende reticulocyten bij bloedarmoede is de prognose over het algemeen gunstiger, omdat het dier nog wel zelf actief rode bloedcellen aanmaakt.
Bij controles van bloedarmoede kan het percentage rode bloedcellen ook apart, handmatig, bepaald worden.
– Witte bloedcellen
De witte bloedcellen in het bloed zijn onderdeel van het immuunsysteem. Bij vermoeden van infectie is het waardevol om deze te laten bepalen. Ook kunnen bepaalde vormen van kanker een afwijkende uitslag laten zien m.b.t. het witte bloedbeeld.
Sneltesten
Wij hebben meerdere sneltesten in huis die helpen bij het bevestigen van een diagnose, bijv. voor FIV/FeLV en pancreaslipase. Deze testen geven alleen een positieve of negatieve uitslag aan en geen waardes.
– FIV/FeLV
Dit betreft kattenaids (FIV) en het katten leukemievirus (FeLV), beide virale infecties. Deze zitten altijd samen in een test. Wanneer sprake is van gewichtsverlies, verschillende aspecifieke verschijnselen, regelmatig ziek zijn en/of trage genezing kan het waardevol zijn deze test te doen. Deze ziektes kunnen alleen via direct contact tussen katten worden overgedragen en zijn dus waarschijnlijker bij katten die buiten komen.
– Pancreaslipase
Bij een vermoeden van alvleesklierontsteking kan dit enzym van de alvleesklier (pancreas) bepaald worden. Dit is aan te raden bij honden en katten met verminderde eetlust, afvallen, braken/diarree en/of buikpijnlijkheid.
Extern bloedonderzoek
In sommige gevallen zal het nodig zijn om bloed op te sturen naar het lab, omdat sommige bepalingen alleen in een laboratorium mogelijk zijn. Het betreft dan bijvoorbeeld een bloedgroepbepaling of het bepalen van de antilichaamtiter van buitenlandse bloedparasieten. Het kan dan langer duren voordat we de uitslag binnen hebben.
Wanneer er problemen in de urineblaas spelen kan er al veel diagnostiek gedaan worden met behulp van echografie en eventueel röntgen. Er kunnen echter soms structuren zijn waarvan we graag een biopt willen nemen, maar die niet via echobegeleiding aan te prikken zijn. In dat geval kan, wanneer de plasopening groot genoeg is, gebruik gemaakt worden van een scoop. Meestal lukt dit alleen bij vrouwelijke dieren. Met behulp van cystoscopie (blaasscopie) kunnen vervolgens met een speciaal tangetje biopten genomen worden van afwijkend weefsel of kunnen kleine blaassteentjes worden verwijderd.

Onze praktijk beschikt over een dentale röntgenbuis. Deze buis is speciaal geschikt om kleine onderdelen op de foto te zetten. Tijdens gebitsbehandelingen kan het nodig zijn om de wortels van tanden of kiezen in beeld te brengen, zodat gerichter besloten kan worden of een extractie nodig is. Er kan met de foto goed bekeken worden of het glazuur is aangetast, of dat er wortels ontbreken of vergroeid zijn met het tandbeen, wat extractie bemoeilijkt.

Onze praktijk is ook uitgerust met een echo-apparaat. Deze kan voor vele soorten patiënten, zoals bijvoorbeeld honden, katten, konijnen en fretten, worden ingezet. We noemen een paar indicaties: drachtbepaling; diagnose van baarmoederontstekingen en tumoren in buikorganen; het zichtbaar maken van poliepen of stenen in de urineblaas en het onderscheid maken tussen verschillende afwijkingen aan de prostaat. Verder zijn ook hartafwijkingen beter te diagnosticeren als er (mede) gebruik wordt gemaakt van echotechniek, waardoor de behandeling van hartpatiënten nauwkeuriger kan worden ingesteld.
De echo- en röntgenapparatuur vullen elkaar prachtig aan. Soms kun je dingen beter op een röntgenfoto zien en soms beter met de echo. Ook komt het voor dat je ze beide nodig hebt. Deze soorten van onderzoek worden samengevat onder de term ‘radiodiagnostische beeldvorming’; we zijn er trots op dat wij ze onze patiënten beiden kunnen bieden!


Wanneer een dier een hartprobleem heeft, zijn er meerdere manieren om dit verder te onderzoeken. Er kunnen röntgenfoto’s gemaakt worden, maar het is ook mogelijk om een echo van het hart te laten maken. Met de genoemde mogelijkheden kunnen de grootte en het functioneren van het hart bekeken worden. Ook kunnen eventuele gevolgen van het hartprobleem zichtbaar gemaakt worden, zoals bijvoorbeeld vochtophoping in de longen.
Een echo zegt echter nog niks over de elektrische geleiding door de hartspier. Wanneer er sprake is van een ritmestoornis, kan er een ECG (Electrocardiogram of “hartfilmpje”) nodig zijn. Met behulp van het ECG kan gezien worden wat voor ritmestoornis er aanwezig is, wat aanwijzingen kan geven over de oorzaak of de ernst van het hartprobleem. Verder kan een ECG aanwijzingen geven over de prognose of invloed hebben op de behandeling.
Vroeger werd het ECG ook wel gebruikt om aanwijzingen te krijgen voor een vergroting van het hart, tegenwoordig gebruiken we daar de echo voor.

In ons laboratorium kunnen verschillende dingen onderzocht worden:
- Urine-onderzoek (soortelijk gewicht, sediment, UPC ratio, enz.)
- Microscopisch onderzoek van de ontlasting op parasieten (wormen, coccidiën, enz.)
- Ontlastingsonderzoek op Parvo en Giardia
- Bloedonderzoek naar bijvoorbeeld lever- of nierfunctie, suikerziekte, kattenaids, kattenleukemie, cPL, fPl, fenobarbital, enz.
- Microscopisch onderzoek van huid en haren
- Indien nodig wordt materiaal voor onderzoek opgestuurd.
- Uitvoering van de benodigde kwaliteitscontroles om de uitslagen betrouwbaar te houden
We beschikken over moderne apparatuur voor het nakijken van bloed, waardoor we in veel gevallen binnen zeer korte tijd de uitslag van het bloedonderzoek hebben. Dit maakt het mogelijk om direct een behandeling in te stellen. Tijdens diensten en bij spoedgevallen kan dit een groot verschil maken en hierdoor hebben we al meerdere levens kunnen redden.
Het laboratorium is zo opgezet dat er voldoende uitbreidingsmogelijkheden zijn voor de toekomst. We houden dan ook altijd in de gaten of er nuttige uitbreidingen of verbeteringen mogelijk zijn voor onze diagnostiek.

Algemeen
In ons laboratorium hebben we de mogelijkheid om ontlastingsonderzoek te doen. Hierbij onderzoeken we de ontlasting op de meest voorkomende parasieten. Daarnaast kunnen we de ontlasting ook onderzoeken op het Parvovirus (link naar parvo). Ontlastingsonderzoek is aan te raden bij hevige en/of regelmatig terugkerende diarree, bij bloed in de ontlasting en bij diarree van een dier dat nog niet volledig gevaccineerd is. Voor een betrouwbare uitslag bij de meest voorkomende parasieten is het nodig om van drie dagen achter elkaar een hoeveelheid ontlasting in één keer in te leveren. Veel parasieten worden namelijk intermitterend uitgescheiden, wat inhoudt dat zij niet constant worden uitgescheiden en ze niet elke dag even goed te vinden zijn in de ontlasting.
Ons basis ontlastingsonderzoek bestaat uit microscopisch onderzoek na flotatie en een Giardia sneltest. Als er een onderzoek naar longworm wordt gedaan, dan is het ook nodig om van 3 dagen ontlasting te brengen. Dit moet echter elke dag apart gebracht worden, in plaats van een verzameling van 3 dagen. In het geval van Parvo is één ontlasting voldoende, waarbij de voorkeur gaat naar afwijkende ontlasting met bloed erin.
Microscopisch onderzoek
Bij het microscopisch onderzoek maken we gebruik van de flotatiemethode. Hierbij wordt een deel van de ontlasting in een buisje gebracht, waar flotatievloeistof aan toe wordt gevoegd. Het buisje wordt afgedekt met een dekglaasje. De eventuele parasieten en eieren zullen gaan drijven en tegen het dekglaasje aankomen. Vervolgens zullen ze eraan “vastplakken”. Dit dekglaasje kan hierna worden onderzocht onder de microscoop.
Er kunnen bijvoorbeeld wormeieren en/of coccidiën worden gezien. De aanwezigheid van wormeieren bevestigt een worminfectie. Coccidiën zijn eencellige parasieten die meestal bij jongere dieren voorkomen. Er kan meestal goed onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende soorten wormen en coccidiën, waardoor een gerichte behandeling kan worden ingesteld.
Het microscopisch onderzoek is ook los beschikbaar en kan worden gebruikt om te onderzoeken of het nodig is om te ontwormen, mocht u uw dier niet standaard periodiek willen ontwormen.
Giardia test
Giardia, een eencellige darmparasiet die vaak voorkomt bij jongere dieren, is slechts bij hevige infecties en met name in direct opgevangen ontlasting, onder de microscoop te zien. Daarom is er een aparte test voor ontwikkelt, die veel gevoeliger is. Hierbij wordt een kleine hoeveelheid ontlasting in de test aangebracht, die vervolgens aangeeft of er deeltjes van de Giardia parasiet aanwezig zijn.

Naast dit standaard ontlastingsonderzoek bieden we, wanneer geïndiceerd, aanvullende ontlastingsonderzoeken aan in de vorm van het longwormonderzoek en een Parvo-test.
Longwormonderzoek
Onderzoek op longwormen is aan te raden bij dieren met luchtwegklachten die onvoldoende verbeteren op antibiotica of wanneer röntgenfoto’s van de longen aanwijzingen laten zien voor schade door longwormen.
Voor het longwormonderzoek moet van 3 dagen afzonderlijk dagelijks verse ontlasting worden ingeleverd. We maken gebruik van de sedimentatie methode (Baermann-techniek), waarbij longwormen in een glas naar de bodem zakken als zij in de ontlasting aanwezig zijn. Het monster moet 24 uur staan om een betrouwbare uitslag te geven. Na onderzoek van 3 monsters, van aansluitende dagen, kunnen we een conclusie trekken.

Parvo test
Voor de uitvoering van de Parvo test is één monster van ontlasting voldoende, net als bij de Giardia test. De ziekte is echter een heel stuk ernstiger.
Parvo is een ernstige virale infectie die in Nederland gelukkig niet zo vaak voorkomt omdat de meeste honden hiertegen gevaccineerd worden. We zien het met name bij geïmporteerde honden of pups die niet of nog onvoldoende gevaccineerd zijn. Vooral de jonge dieren zijn er vatbaar voor. Wanneer een puppy ernstige diarree heeft met bloed en algeheel ziek is, voeren wij een Parvo test uit.
Voor het meten van de druk in het oog heeft onze praktijk de beschikking over een oogdrukmeter, de TonoVet®. Dit is een pijnloze en gemakkelijke manier om binnen enkele seconden een betrouwbare oogdrukmeting te kunnen uitvoeren bij de hond, kat, konijn en andere diersoorten.
De TonoVet® werkt op basis van magnetisme, waarbij er 6x een klein tikje tegen het hoornvlies wordt gegeven. Deze tikjes tegen het hoornvlies zijn zo licht, dat ze niet gevoeld worden door het dier. De snelheid waarmee de probe wordt teruggekaatst wordt geregistreerd en is een maat voor de druk in het oog. Het meten van de druk is essentieel in de diagnose van glaucoom, waarbij er acuut een drukverhoging in het oog plaatsvindt en de oogzenuw (en daarmee het zicht) beschadigd kan raken. Daarbij is deze aandoening zeer pijnlijk voor het dier.

Tijdens het algemene onderzoek, wanneer een dier voor de enting komt, kijken we ook altijd met een otoscoop in de oren. Met regelmaat zien we dan ontstoken of vieze oren, maar soms treffen we grasaren en dergelijke in de gehoorgangen aan.
Helemaal in de diepte van de oren kan het echter lastig zijn om goed te kijken. Nog lastiger kan het zijn om vreemde structuren uit de gehoorgang weg te halen.
Om het onderzoek en de behandeling van oren te verbeteren hebben we de mogelijkheid om scopen te gebruiken voor een oorscopie (ook wel otoscopie genoemd). Hiermee kunnen we heel gericht de oren spoelen en bekijken. Dit is veel nauwkeuriger dan de gebruikelijke apparatuur waarbij de oren “blind” gespoeld worden.
Daarnaast geeft het de mogelijkheid om heel gericht met grijpertjes klonten materiaal, grasaren, en dergelijke te verwijderen terwijl we goed zicht houden op wat we doen.

Problemen in de neus kunnen lastig zijn qua diagnostiek. Behalve röntgendiagnostiek om te zien of er bijvoorbeeld botveranderingen hebben plaatsgevonden, is er ook de mogelijkheid van rhinoscopie (neusscopie). Hiermee kan met een scoop tussen de neusschelpjes door gekeken worden. Wanneer er vreemde bulten aangetroffen worden, kunnen hier biopten van genomen worden. In het geval van grassprieten kunnen die met een grijpertje voorzichtig verwijderd worden.

Hoe verder je achterin de neus komt, hoe kleiner de neusschelpjes.

We hebben de mogelijkheid tot het nemen van röntgenfoto’s. Zowel natief (‘gewone’ röntgenfoto’s) als bijvoorbeeld doorloopseries met contrastmiddel van het maagdarmkanaal of dubbelcontrast opnames van de blaas. De röntgenfoto’s zijn digitaal en worden van een beeldscherm beoordeeld in plaats van op de lichtbak. Dit scheelt aanzienlijk in de tijd die nodig is voor het maken van de foto.
We maken ook officiële HD- en ED-foto’s, die ter beoordeling naar de Raad van Beheer worden gestuurd. Hiervoor hebben wij dan ook de stamboomgegevens van de hond nodig.


Met regelmaat maken we röntgenfoto’s van de longen van honden en katten. Soms is het beeld heel duidelijk en soms ook niet. Er kan een beeld van een mogelijke longontsteking te zien zijn, zonder dat duidelijk is of het veroorzaakt wordt door een bacterie, longworm, allergie of een andere oorzaak. Met behulp van ontlastingsonderzoek is het mogelijk om longworm aan te tonen. Voor alle andere oorzaken kan onder andere een scoop nodig zijn. Hiermee kan in de luchtpijp (trachea) en een stuk van de vertakkingen (bronchiën) gekeken worden, oftewel een tracheobronchoscopie. Daarnaast is het mogelijk om biopten te nemen of spoelingen te doen. Zo’n spoeling of lavage kan gebruikt worden voor cytologisch onderzoek en voor bacteriologisch onderzoek. Bij de eerste kunnen cellen aangetoond worden, die bijvoorbeeld wijzen in de richting van allergie of een tumor. Bij de tweede is er de mogelijkheid om aan te tonen welke bacterie er zit en nog belangrijker; voor welk antibioticum hij gevoelig is. Hiermee is dan een gerichte verdere behandeling mogelijk. Bij de hond wordt deze vorm van diagnostiek regelmatig gebruikt. Bij de kat heeft het wat meer risico’s en wordt daarom beperkter ingezet.

Aan het begin van de luchtpijp komen we eerst de stemspleet tegen.

In ons eigen laboratorium voeren we ook urineonderzoek uit. Dit wordt bijvoorbeeld ingezet bij een vermoeden van blaasontsteking, blaasgruis of nierproblemen.
Dit urineonderzoek bestaat uit drie vaste onderdelen: bepalen van het soortelijk gewicht, onderzoek van verschillende parameters middels de urinestrip en het microscopisch bekijken van het sediment van de urine.
Soortelijk gewicht
Het soortelijk gewicht betreft de concentratie van de urine. Hiermee kunnen we zien of een dier daadwerkelijk te veel urine produceert voor zijn/haar lichaam. Bij bijvoorbeeld nierproblemen kunnen de nieren minder goed concentreren en is de urine vaak wateriger. Voor prognose en monitoring is het soortelijk gewicht dan ook erg waardevol.
Het soortelijk gewicht wordt gemeten m.b.v. een refractometer, die handmatig wordt afgelezen. Deze refractometer zet de mate van breking van het licht dat de urine doorkruist om in het soortelijk gewicht. Hiervoor zijn slechts enkele druppels urine nodig.

Urinestrip
De urinestrip wordt in de urine gedoopt en geeft middels verkleuringen aan of er sprake is van een negatieve of positieve uitslag. We gebruiken de urinestrip voornamelijk voor het bepalen van de zuurgraad, of er sprake is van glucose in de urine en of er aanwijzingen zijn voor overmatig eiwitverlies via de urine.

Microscopie
Hierbij bekijken we het sediment van de urine onder de microscoop. Om het sediment te verkrijgen wordt de urine in een buisje gecentrifugeerd. Hierdoor zakken alle niet-vloeibare deeltjes naar de bodem van het buisje. Dit deel bekijken we vervolgens onder de microscoop.
Nu kunnen we bekijken of er rode of witte bloedcellen in de urine aanwezig zijn. Rode bloedcellen zijn vooral bij katten duidelijk aanwezig bij blaasontsteking. Witte bloedcellen zijn een aanwijzing dat er sprake is van een bacteriële blaasontsteking waarvoor antibiotica ingezet moeten worden. Dit is vaker bij honden het geval.
Ook blaasgruis zal te zien zijn middels microscopie. Er zijn dan kristallen zichtbaar met een typische vorm. Blaasgruis kan een gevolg zijn van blaasontsteking, maar kan ook op zichzelf staan. Opnieuw inleveren van urine tegen het einde van de behandeling is daarom erg belangrijk ter controle of er nog steeds blaasgruis aanwezig is.

Er zijn mogelijkheden tot uitbreiden van het urineonderzoek wanneer nodig. In huis kunnen we nog de UPC-ratio bepalen en we kunnen ook urine opsturen naar een extern lab voor verder onderzoek, bijv. voor het kweken van bacteriën.
UPC-ratio
Deze bepaling kan worden uitgevoerd middels onze analyseapparatuur. De UPC (urine proteïne/creatinine)-ratio meet of er sprake is van overmatig eiwitverlies in de urine en wordt niet beïnvloed door de concentratie van de urine, zoals bij de urinestrip wel het geval is. Wanneer een dier met nierfalen overmatig eiwit blijkt te verliezen met de urine, kan hier extra medicatie voor worden ingezet. Ook weten we dan dat de prognose helaas slechter wordt.
Bacterieel Onderzoek (BO)/Antibiogram (ABG)
Urine kan ook worden opgestuurd naar een extern lab. Daar kan een kweek worden gedaan (BO) en bepaald worden voor welk antibioticum de aanwezige bacterie gevoelig is (ABG). Dit is een waardevol onderzoek bij dieren met regelmatig terugkerende blaasontsteking of met een blaasontsteking die ondanks het toepassen van meerdere soorten antibiotica niet geneest.
Afname van de urine voor dit onderzoek moet steriel gebeuren om vervuiling in het urinemonster te voorkomen. Daarom gebeurt dit middels het steriel aanprikken van de blaas onder echobegeleiding. Meestal wordt dit dan ook gecombineerd met een volledige echo van nieren en urinewegen.
Bloedverlies uit de vaginavan bijvoorbeeld een hond, kan veroorzaakt worden door een baarmoederprobleem of een probleem in de blaas, maar het kan ook door een probleem in de vagina zelf veroorzaakt worden. Dit is een lastig gebied om te onderzoeken met röntgen of echo. Met behulp van een scoop kunnen we echter wel in de vagina kijken en zien, of en zo ja wat, er afwijkend is.
Vaginoscopie kan ook gebruikt worden wanneer we een vermoeden hebben van een ectopische ureter, dat wil zeggen; het verkeerd uitmonden van een urineleider in de vagina of achter de blaas.
